De handel in stikstofruimte: antwoorden op onze vragen

24 april 2020

Onze fractie stelde onlangs (samen met een groot aantal andere partijen in het Drents Parlement) vragen aan het College van Gedeputeerde Staten over een zeer bijzondere ontwikkeling. Te weten: de provincie Noord-Brabant koopt objecten op in andere provincies – ook in Drenthe – om in de stikstofruimte te voorzien voor de aanleg van Logistiek-Park Moerdijk. Met andere woorden: in Brabant heeft men zelf de ruimte niet om uit te breiden voor nieuwe projecten en dus wordt deze in andere provincies gezocht. De antwoorden van het college kwamen deze week binnen, ons Statenlid Jos Schomaker keek ernaar.

‘Enige tijd geleden heeft onze fractie aangedrongen bij GS om niet naïef te zijn inzake het zogenaamde extern salderen van stikstofruimte (buiten de eigen provinciegrenzen dus). We hebben betoogd dat stikstofruimte een schaars goed is. En voor zover schaarse goederen niet door de overheid worden gereguleerd, zijn ze onderwerp van “handel”. In het geval van stikstofruimte kan dit tot gevolg hebben dat er prijsopdrijving plaatsvindt. Grote industrieën willen ergens een fabriek bouwen en kopen voldoende stikstofruimte op om de plannen te kunnen realiseren. Ook bestaat de kans doordat er veel vastgoed opgekocht wordt, bijvoorbeeld boerderijen, dat er in het buitengebied leegstand ontstaat. Dit werkt ondermijning en andere ongewenste ontwikkelingen in de hand.

Tot veler verbazing heeft de provincie Noord-Brabant in diverse provincies stikstofruimte geshopped door aldaar te koop staande boerderijen op te kopen. Dit terwijl het extern salderen officieel nog niet is vrijgegeven en veel rondom deze problematiek nog onduidelijk is. Er ontstond terecht grote verontwaardiging. Het antwoord van Brabant had enerzijds het karakter van dat ze niet anders konden, gezien de belangen en de tijdsdruk. Maar door alles heen klonk toch vooral ook dat het zo niet had gemoeten en ook de welgemeende excuses.

Er zitten ook goede kanten aan dit hele gebeuren. Ten eerste is iedereen nog eens wakker geschud met betrekking tot de urgentie dat alles buitengewoon goed geregeld moet worden. En wel op korte termijn. Ten tweede: Brabant heeft te kennen gegeven slechts 10 procent van de ruimte nodig te hebben. Na aftrek van de 30 procent voor natuur blijft er 60 procent over die ten goede komt van de provincie Drenthe. Laten we ons daar maar op richten en zorgen dat die 60 procent, hoe klein ook, goed besteed wordt.’

Lees hier het artikel op RTV Drenthe over de reactie vanuit Noord-Brabant over de ontstane ophef.