9 juni 2014

Vermogensongelijkheid en de kwalijke effecten van plutocratie

Mythe

Wie heeft ons toch wijs gemaakt dat het daarom ging en dat het daarmee in Nederland nog best meeviel?! Dezelfde mensen die niet ophielden te beweren dat het zaak was om de koek te vergroten alvorens te praten over een andere en rechtvaardiger verdeling ervan, tot de koek door de crises ging krimpen. En die tegen alle empirie in nog steeds de eenvoudige zielen onder ons wijs proberen te maken dat het alleen maar goed is als rijken steeds rijker worden want die laten het geld rollen en creëren banen.

Of je het een kapitalistische mythe wilt noemen of een plutocratisch frame, het sprookje van de meevallende inkomensongelijkheid lijkt nu wel afdoende uitgeblazen door Thomas Pikkety’s indrukwekkende geschiedenis van de verhouding tussen kapitaalen arbeid. In vrijwel alle landelijke dagbladen en in andere media is veel aandacht besteed aan zijn “Het kapitaal in de 21e eeuw” (Capital in the 21t Century) De linkse en onafhankelijke deskundigen schatten het in als een boek dat de economie blijvend zal veranderen (Krugman), een waterscheiding in het economisch denken (Milanovic) en Nederlandse topeconomen als Bas Jacobs en Rick van der Ploeg blijven daarbij niet achter in hun lof.


Onoverbrugbaar

Piketty maakt duidelijk dat de discussie over de inkomensongelijkheid een afleidingsmanoeuvre is van het eigenlijke probleem: de ongelijke verdeling van rijkdom. En in een moeite door, dat we niet wisten waar we het over hadden in die discussie; die ging immers vrijwel uitsluitend over de verdeling van het arbeidsinkomen en negeerde dat voor de rijken hun vermogen een veel groter aandeel van het totaalinkomen oplevert.

Op basis van een imponerende hoeveelheid research laat Piketty zien hoe vanaf het begin van onze jaartelling de kloof in beloning tussen vermogenden en de werkende klasse is toegenomen tot die in onze dagen zó onoverbrugbaar groot is geworden dat 85 (vijfentachtig) mensen samen de helft van het wereldvermogen bezitten. Dit systeemkenmerk is veroorzaakt door een ervaringsfeit dat Piketty aan het licht heeft gebracht: dat kapitaal 4 à 5 procent per jaar oplevert en de economische groei, waar de werkenden deel aan hebben, ongeveer 1.5 procent bedraagt. De grafische weergave van deze tweeduizend-jarige ontwikkeling laat naast onbeduidende schommelingen slechts één significante afwijking zien. Na de Tweede Wereldoorlog is de groei van het rendement op vermogen gestopt en zelfs tijdelijk omgebogen tot krimp. Dit was mogelijk doordat de oorlog en het beleid na de oorlog de invloed van het geld op de politiek tijdelijk hadden gebreideld. In die richting zoekt Piketty dan ook naar mogelijkheden om een ontwikkeling te keren die er anders waarschijnlijk toe leidt dat uiteindelijk degenen met buitenlands eigendom de hele wereld in bezit nemen.

Piketty wijst er verder op dat de scheve vermogensverdeling op zichzelf niet de kern van het probleem vormt. Hoe terecht overigens de ontstemming erover in de samenleving ook is, die door rechts liefst als afgunst wordt afgedaan, is dit toch het mindere kwaad. De zegswijze dat voor geld alles te koop is bevat veel waarheid. Geld geeft macht, macht corrumpeert en, naar het woord van Lord Acton corrumpeert absolute macht absoluut; en bij uitbreiding: meer geld geeft meer macht en brengt meer corruptie te weeg. De vakterm voor de macht van geld luidt: plutocratie en daar gaat de volgende paragraaf op in.

Plutocratie en plutonomie

Het is merkwaardig hoe zelden in Nederlandse discussies over economie en politiek de term plutocratie valt. Bij voorbeeld in de kolommen vullende betogen over de oorzaken van de crises. Al snel ontstond een consensus dat de banken er de schuld aan zijn. Langzamerhand kwam het besef dat het om een afleidingsmanoeuvre ging van het bedrijfsleven; de systeembanken vormden een zondebok die geen reëel gevaar liep om geofferd te worden omdat ze too big to fail zijn. Maar er heerst nog steeds een grote schroom om uit te spreken dat het bedrijfsleven een abstract begrip is waar achter concrete mensen schuilgaan, de eigenaren, preciezer de eigenaren met een meerderheidsstemrecht, de groot-geldbezitters. Zijn de groot-geldbezitters plutocraten? Neen, althans niet allemaal en waarschijnlijk lang niet allemaal. Plutocraten zijn de groot-geldbezitters die hun geld misbruiken om ondemocratische politieke invloed uit te oefenen. Dat het altijd een kwestie is van meer of minder plutocratie en bovendien van de definitie van plutocratie, waarover grote verschillen van mening bestaan, maakt het in concrete situaties niet eenvoudig om vast te stellen of verschijnselen plutocratisch zijn. Hoe plutocratisch is bij voorbeeld lobbyen? Of beter: aan welke criteria moet lobbyen voldoen wil het de kwalificatie plutocratisch vermijden? Maar dit zijn grenskwesties, exploraties in het grijze tussengebied waar dit artikel niet aan toe komt.

Wel moet er enige helderheid geschapen worden in de begripsbepalingen rond plutocratie. De term heeft twee betekenissen: het maatschappelijk verschijnsel en de verzameling van plutocraten. De tweede betekenis valt als volgt te omschrijven: het netwerk van plutocraten dat gericht is op min of meer gecoördineerde behartiging van gezamenlijke belangen. Er is niks mis met gecoördineerde belangenbehartiging; er is immers ook niks mis met de vakbeweging. De wijze waarop de belangen door de plutocratie behartigd worden roept vragen op. De vergelijking met de vakbeweging geeft ook aan dat deze omschrijving niet wordt gelogenstraft door interne twisten; bij beide, vakbeweging en plutocratie worden de gezamenlijke belangen geregeld doorkruist door deelbelangen die uiteenlopen.

CoverPicketty

Bederf

Plutocratie is de naam voor het verschijnsel dat gebruik/misbruik van geld macht verleent en die macht op haar beurt steeds meer geld en meer macht oplevert. Op den duur wordt het geld tot een machtsbron gemaakt, naast of boven het democratisch stemrecht. Een nevenverschijnsel hiervan is dat de geldhoeveelheid opzwelt als een waterhoofd van speculatief geld – de zgn. financiële economie – bovenop het gestaag aftakelende lichaam van de reële, productieve economie. Een tweede nevenverschijnsel, dat die groeiende geldberg in handen komt van een slinkend aantal mensen – zoals recent in de krant stond: 85 mensen bezitten samen het halve wereldvermogen – en de rekenkundig andere kant van die medaille: dat er relatief steeds minder overblijft voor de rest, uiteraard gestaffeld volgens de geldende inkomensverdeling zodat de bevoorrechte één er minder van merkt dan de gedepriveerde ander.

Je zou plutocratie corruptie kunnen noemen in de wijdere zin van corruptie als bederf. Plutocratie strikt genomen is machtsmisbruik en wordt pas corruptie als het zich door zijn geld macht heeft verschaft. Wat wel “kleine corruptie” wordt genoemd dekt zich niet met plutocratie. Als een ambtenaar onder de tafel geld wil voor een vergunning of een voorrangsbehandeling geeft hij iets waarvan hij niet de eigenaar is maar slechts de beheerder of “rentmeester”; de begunstigde heeft in principe recht op wat hij zich met smeergeld of baksjisj verschaft, maar koopt zich een voorkeursbehandeling. Als een rijke zich in India een nier koopt dan pleegt hij plutocratie: hij misbruikt – volgens velen – zijn geld om iets te kopen wat niet te koop zou mogen zijn. Bij de term plutocratie wordt echter vooral gedacht aan invloed van geld op staatszaken.

In de VS wordt al lang – en sinds kort officieel – een duidelijk onderscheid gemaakt tussen corruptie en plutocratie. Het Hooggerechtshof heeft een tot dusver geldend maximum van donaties aan politieke partijen geschrapt. Motivatie: van corruptie is slechts dan sprake als er een afzonderlijk bedrag wordt betaald voor één welomschreven gunst of dienst, de zogenaamde quid-pro-quo corruptie Het is alsof je alleen van salaris mag spreken als er sprake is van stukloon. Donaties aan partijen kunnen wel gezien worden als plutocratie, maar dat is in de VS in brede kring geen negatieve kwalificatie.

Dit eigenwillige corruptiebegrip brengt ook mee dat de VS in de corruptieranglijst van Transparency International tot de middengroep behoort; de beoordeling wordt namelijk uitgevoerd door deskundigen uit het eigen land.

Open vizier

Plutocratie dient ook onderscheiden te worden van maffia. Maffia is van het begin af aan crimineel omdat het beginkapitaal in de regel door misdaad wordt verworven. De plutocraat begint in de regel, ik wil niet zeggen met eerlijk verkregen geld maar wel met geld waar het strafrecht (nog) geen belangstelling voor heeft. De maffia hoeft niet de pretentie van eerlijkheid op te houden en is in dat opzicht eerlijker dan plutocratie.

Tot zover de verschillen tussen verwante disciplines of praktijkvormen. Beschouwd als sociologisch begrip is er een distinctie tussen plutocratie en plutonomie die respectievelijk de institutionele en de culturele kant van één fenomeen dekken. Plutocratie heeft betrekking op structuur en plutonomie op mentaliteit waarbij plutonomie zich kenmerkt door overheersing van de geldmoraal, populair te formuleren als de mentaliteit die van alles de prijs weet en van niets de waarde kent. In de VS wordt de term plutonomie ook wel gebruikt als een eufemisme voor plutocratie, want een aanzienlijke minderheid ziet plutocratie nog wèl als een kwaad.

Plutonomie, corruptie en maffia brengen elk hun kenmerkende verloedering mee; elke pourriture noble heeft haar eigen smaak. De smaak van plutonomie wordt bepaald door de omstandigheid dat plutocratie zich geen gevecht met open vizier kan veroorloven. In een autoritaire staat regeert de zwaardmacht. In een nominale democratie kan de plutocratische minderheid alleen haar invloed behouden als zij erin slaagt om een voldoende part van de meerderheid wijs te blijven maken dat zijn belangen in goede handen zijn bij de partijen die zich voor het karretje van de plutocratie laten spannen. Die misleiding vindt ondersteuning bij de media die inmiddels goeddeels in handen van de plutocratie zijn. En als er nog kieren vallen in de dekmantel waarachter de plutocratie schuilgaat is er tenslotte de vermaaksindustrie die daar de aandacht van afleidt. Een passende term voor de mentale instelling waar die continue façade om vraagt luidt Verlogenheit. Die term heeft een preciezere connotatie dan leugenachtigheid of huichelachtigheid; drie termen voor een blijvende dispositie, een al dan niet verworven karaktertrek maar Verlogenheit geeft beter aan dat het niet gaat om een leugentje om bestwil of de verdedigende leugen van wie zich moet rechtvaardigen. De Verlogenheit kenmerkt de mens die zich even grif bedient van de leugen als van de waarheid, al naar het uit komt.

List en bedrog

De noodzaak om voortdurend de waarheid te kleuren werkt karaktervormend en het slechte karakter van de bedriegers steekt de slachtoffers en de omstanders aan, want Verlogenheit is een sociaal overdraagbare aandoening. De trickle down is als economische theorie weliswaar achterhaald maar geldt nog volop voor mentaliteit en cultuur. De omstanders worden van innocent bystanders tot medeplichtigen die, naarmate ze het bedrog doorkrijgen, afhankelijker worden van de graantjes die ze meepikken … tot groeiende aantallen ervan zelf tot de slachtoffers gaan behoren; zie de gedeklasseerde middenstanders die in de VS de tentenkampen bevolken. En de slachtoffers worden geofferd: gepakt waar het hen het hardst treft, in hun portemonnee, het geld dat ze, in navolging van hun rolmodellen zo belangrijk zijn gaan vinden.

Wij hebben niet meer in de gaten hoe endemisch de firma List en Bedrog is geworden, als de kikkers die zich lekker voelen in water dat steeds heter wordt … tot de dood erop volgt. We lezen erover heen maar elke dag wordt wel van wéér een sector de corrumpering onthuld. Als zelfs de instanties die moeten toezien op de integriteit van anderen, de accountants niet meer te vertrouwen zijn is het eind zoek Bij geen van de grote boekhoudfraudes was er sprake van dat de accountant had gewaarschuwd. Wie controleert de controleurs? De een na de ander van de Big Five wordt betrapt. En het gaat niet alleen misdragingen uit het verleden. De recent aan het daglicht gekomen fraude van KPMG was nog volop aan de gang. En de verklaring van de KPMG-voorzitter Van Breukelen is nog het meest onthullend: er zijn risico’s genomen die het niet waard waren; een kwestie van zelfoverschatting. Geen grein besef van een ernstige normverschuiving en van de noodzaak tot indringende bezinning! De enige les die eruit getrokken wordt lijkt: we hebben ons vertild, volgende keer beter! Met de besproken corrumpering van de Westerse samenleving door de plutonomie hebben we nog slechts het eerste schadelijke effect van de plutocratie genoemd.

Ook in de delen van de wereld die een grote inhaalslag aan het maken zijn nemen de plutocratie en de plutonomie hand over hand toe. Dat krijgt daar echter een benauwend neveneffect: het blokkeert in hoge mate een navenante ontwikkeling van de sociale omstandigheden en de levensstandaard van de gewone mensen. In landen als India verkeren nog steeds onvoorstelbare aantallen mensen in de meest erbarmelijke omstandigheden. Plutocratie houdt miljarden mensen langer in honger en ellende dan anders het geval zou zijn.

Tenslotte moet er aandacht besteed worden aan het aspect van plutocratie dat het meest acute probleem vormt doordat het bijna onomkeerbaar is geworden: de ondermijning van democratie en rechtsstaat. Die is het duidelijkst aanwijsbaar in het gidsland van de plutocratie, de VS.

Two Signs

Casus Amerika

Plutocratie is in Nederland en in West Europa een beladen begrip. Avant la lettre werd het als ‘framing’ ervaren, werd het een mate van partijdigheid toegeschreven die het ongeschikt maakt voor het serieuze discours. In de VS heeft de term nooit zo’n kwalijke reputatie gehad. Zo gebruikte Francis Fukuyama het begrip al rond de eeuwwisseling, toen de term “inkomensongelijkheid” nog werd geschrapt door eindredacteuren. Fukuyama waarschuwde verschillende malen voor een ondermijning van de democratie die, volgens hem, al bijna onomkeerbaar was geworden. In reactie daarop werd zoals eerder vermeld, bij voorbeeld in publicaties van banken, de term plutonomie gelanceerd als eufemisme, maar dat bleek al gauw overbodig.

Recent is echter een boek verschenen dat geen doekjes windt om de kwalijke kanten van plutocratie en plutonomie. De titel luidt “Plutocrats” en de ondertitel: “The Rise of the New Global Super-Rich and the Fall of Everyone Else”. Chrystia Freeland beschrijft daarin de zich verwijdende kloof tussen de 0.1 procent en de rest van de bevolking als een systemisch kenmerk, een zichzelf versterkend mechanisme, zonder te vervallen in een fatalistisch determinisme. De voornaamste factoren zijn de technologische vooruitgang en de mondialisering maar die hadden niet hun gang kunnen gaan zonder de medeplichtigheid van een soms oogluikend en vaak bewust deregulerend beleid. Geen maatschappelijke natuurramp dus maar een keuze door mensen. Die keuze ligt echter meer en meer in handen van de mensen die belang hebben bij een wijde kloof tussen superrijken en de rest.

Wat het overheidsbeleid betreft sluit zij aan bij Piketty: de baten van arbeid en vermogen liepen steeds verder uiteen, tot de breuk in de ontwikkeling na WO II, het tijdvak van hoge belastingen, sterke vakbonden en hoge minimumlonen. In de VS werd deze periode ingeluid door het Verdrag van Detroit en zij kwam tot een abrupt einde onder Reagan, die overheidsbemoeienis kwalificeerde als “Niet de oplossing van een probleem maar het probleem”.

Het belangrijkste element in de vermogensgroei is de zogenaamde “rent seeking” een economische term voor zelfverrijking door reallocatie van geld in plaats van aanwending voor waardevermeerdering. Een slimme uitbreiding van Piketty’s theorie dat kapitaal beter rendeert dan arbeid. Door kapitaal in kapitaal te investeren valt nóg hoger rendement te behalen; in de financiële economie zijn grotere winsten te maken dan in de reële.

Brood en spelen

Hoe werkt nu de plutocratie in de praktijk? Voor geld zijn stemmen te koop en dus ook politici: Om de partij en de te vergeven banen te redden heeft de slinkende Republikeinse partij zich zo goed als verkocht aan het grote geld. Om hun verkoopboodschap over te brengen hebben ze een groot deel van de media in bezit verworven en die een sensationele draai gegeven waarmee een nog groter marktaandeel, m.a.w. nog meer lezers en kijkers werden binnengehaald. De zuigingskracht van sensatiejournalistiek is dermate groot dat serieuze media als CNN zich door overlevingsdrang genoodzaakt zien om ook de sensationele richting in te slaan. Het zo door vetmesting met amusement (brood en spelen) van kritische zin gespeend geraakte ‘gewone volk’ is nog weerlozer geworden tegen de verdraaiing van de werkelijkheid door de kongsi van grootkapitaal, Republikeinse partij en rechtse pers. Karl Rove, de spin doctor die voor Bush twee verkiezingen heeft gewonnen. heeft zelf eens uitgelegd wat de kern is van zijn manier van propaganda maken. Kort samengevat luidt het: Indertijd was propaganda het beïnvloeden van de observeerbare 3werkelijkheid. Zo werkt het niet meer. Wij scheppen door onze manipulatietechnieken een nieuwe werkelijkheid en dringen de mensen ons beeld van de werkelijkheid op. Zelden is volksverlakkerij en kiezersbedrog dermate eufemistisch omschreven.

Vervolgens affilieert de partij zich moeiteloos met populaire issues zoals reactionair Christendom, anticommunisme en etnocentrisme. Wat bekommert het grote geld zich om discussies over orthodoxie, communisme of immigratie?! Daarbij steekt de bevriende pers een hand toe door de Democraten af te schilderen als goddelozen en christenvijanden, op zijn minst socialisten en islam vrienden, bijv. door geruchten te verspreiden als zou Obama islamiet zijn. Met als klap op de vuurpijl dat Obama niet in de USA geboren zou zijn wat zijn presidentschap tot een federal offence zou maken.

Abraham Lincoln heeft ooit gezegd : “You can fool all the people some of the time, and some of the people all the time, but you cannot fool all the people all the time.” Deze uitspraak wordt nog graag aangehaald om te bewijzen dat het wel meevalt met de volksverlakkerij. Maar Lincoln leefde niet in een tijd waarin 24/7 de informatiekloof zich verbreedt doordat de meesten hun informatie uitsluitend betrekken bij geestverwanten. Van de ruwweg vijftig procent Amerikanen die op de Republikeinen stemmen stemt het overgrote deel tegen de eigen portemonnee!

Dan is er de invloed op de rechterlijke macht. Een groot deel van de Amerikaanse rechters zijn gekozen functionarissen met alle omkopingsmiddelen van dien. Doordat de president de rechters in het Hooggerechtshof benoemt heeft het grote geld ook daar grote invloed. Er is een kleine meerderheid van Republikeinen in het Hof maar dat is genoeg gebleken om bijv. Gore van zijn nipte verkiezingsoverwinning te beroven en de Republikein Bush aan zijn eerste presidentstermijn te helpen. Recent heeft het hof uitgesproken dat de donaties van bedrijven aan politieke partijen niet aan maxima worden gebonden, waar de Republikeinen uiteraard meer van profiteren dan de Democraten.

Als het meest zorgelijke aspect van de zegetocht der plutocraten beschouwt Freeland de ontwikkeling naar een oligarchie waarin de toegang tot sociale stijging wordt afgesloten door de regerende elite die aan haar macht vasthoudt door de ladder op te halen waarlangs zij zelf de top heeft bereikt.

Betekent plutocratie naast ondermijning van de democratie ook afbreuk aan de rechtsstaat? Het cruciale element van een rechtsstaat is, uiteraard, gelijkheid voor de wet. Een recente studie hierover is “The Divide” waarin Matt Taibbi een schrijnend beeld schetst van hoe het daarmee staat in de VS. De ondertitel geeft een adequaat beeld van de inhoud: “American Injustice in the Age of the Wealth Gap”. We hebben eerder gezien dat het zittende Hooggerechtshof vrijwel zonder uitzondering partij kiest voor de Republikeinen en de internationale bedrijven. Die bedrijfsvriendelijke bias is doorgesijpeld tot in de laagste echelons van de rechtspraak, voorzover dat niet al lang het geval was. Taibbi geeft talloze voorbeelden waarvan de volgende er een is. Een 35 jaar oude zwarte man is gearresteerd wegens “obstructie van het voetgangersverkeer” Voor de kantonrechter legt hij aan zijn pro deo advocaat uit dat hij voor de deur van zijn eigen flatgebouw aan het praten was met een vriend en dat er op die tijd van de dag nauwelijks voetgangers voorbij komen. De advocaat slaat geen acht op ‘s mans woorden en adviseert hem om de gevraagde boete te betalen. Zo gaat het even heen en weer tot de kantonrechter aan de verbaliserende politieman vraagt of hij andere voetgangers had gezien. “Nee? Dan verklaar ik verdachte onschuldig” Na afloop vroeg Taibbi de advocaat om een toelichting; die luidde: “Zulk volk doet nu eenmaal zulke dingen”.

Geringe vergrijpen

De vraag rijst waarom dan de politieman tot verbaliseren was overgegaan. Het antwoord is het bonussysteem voor aantallen verbalen in veel grote steden en de concurrentie tussen politiebureaus in het behalen van hoge targets. Dat heeft geleid tot een agressief stop-and-frisk beleid dat de politie een vrijbrief geeft om vrijwel iedereen op elk moment aan te mogen houden. Dat treft vooral de sjofelen en de zwarten. De politie gaat vaak te werk als beroepsvissers die een groot net uitgooien over een hele wijk en bij een aanzienlijk deel van de vangst wel een onbenullige aanklacht weten te regelen. Een ongebruikelijk voorbeeld van kapitaliseren op toeval. Dit heeft geleid tot verhoging van het aantal gevangenisstraffen in een maatschappij waar de serieuze criminaliteit in de afgelopen decennia bijna is gehalveerd.

Dit lijkt eerder een uitwas van het managementdenken in targets maar is uiteindelijk terug te voeren op plutocratie, preciezer gezegd op plutonomie: efficiëntie betekent meer geld en dat staat aan de top van de waardenhiërarchie, boven menselijke waarden. Dat is ook zonneklaar in het volgende geval. In een van de staten had de overheid het bouwen en beheren van gevangenissen overgedragen aan een particuliere firma. Dat ging goed totdat het opviel dat er daar wel heel veel mensen in de gevangenis terecht kwamen voor geringe vergrijpen, ook waar elders met een boete kon worden volstaan. Wat bleek? De rechters waren omgekocht door die firma om zoveel mogelijk mensen tot detentie te veroordelen: winst voor de firma.

Vergelijk deze aanpak met de behandeling van krijtstreepcriminaliteit. Ook hier bestaat een grote mate van harmonie tussen de attitude aan de top van de juridische piramide en de grass roots opvattingen. Over het Hooggerechtshof is genoeg gezegd. De staande magistratuur volgt de richtlijn die onder Clinton is uitgezet door zijn onderminister van justitie, de huidige minister Eric Holder. In de zogenaamde Holder Memo wordt aangeraden om m.n. de topmensen van frauderende banken met fluwelen handschoenen aan te pakken “om een destabiliserende werking op de economie te voorkomen”. Het resultaat is er naar. Tientallen processen tegen frauduleuze financiële instellingen hebben geleid tot schikkingen voor bedragen die de instellingen in korte tijd terugverdiend hebben en tot individuele boetes die door het bedrijf betaald worden. (Een van de punten in dit relaas die veel lezers een gevoel van herkenning zullen geven.) Tot een gevangenisstraf is het slechts in een enkel geval gekomen.

Na een beschrijving van nog andere misstanden concludeert Taibbi dat verschillen in rijkdom leiden tot grotesk onrechtvaardige behandelingen in alle fasen van de strafrechtelijke en ook van de burgerlijke procesgang. Ik ben aan het eind van de korte weergave van de invloed van de plutocratie en plutonomie op democratie en rechtsstaat. We mogen van geluk spreken dat het bij ons nog lang niet zo ver is gekomen. Maar de VS zijn nog steeds het gidsland bij uitstek en hier en daar zijn bij ons de voorboden te signaleren van een boosaardige winter. En de economische gevolgen van een uitbuitend beleid zoals de opeenvolgende crises merken wij allemaal en de gewone mensen in Griekenland en de Derde Wereld aan den lijve.

Jan Zweens

(Dit stuk verscheen eerder op de site van de Wiardi Beckman stichting)